seem

Betekenis (Engels)

1. To appear; to look outwardly; to be perceived as.
2. (obsolete) To befit; to beseem.

Concepten

lijken

schijnen

overkomen

toeschijnen

voorkomen

er uitzien

het uiterlijk hebben van

lijken

schijnen

toeschijnen

dunken

betamen

overeenstemmen

Uitgesproken als (IPA)

/siːm/

Etymologie (Engels)

From Middle English semen (“to seem, befit, be becoming”), from Old Norse sœma (“to conform to, beseem, befit”), from Proto-Germanic *sōmijaną (“to unite, fit”), from Proto-Indo-European *sem- (“one; whole”). Cognate with Scots seme (“to be fitting; beseem”), Danish sømme (“to beseem”), Old Swedish søma, Faroese søma (“to be proper”). Related also to Old Norse sómi (“honour”) ( > archaic Danish somme (“decent comportment”)), Old Norse sœmr (“fitting, seemly”), Old English sēman (“to reconcile, bring an agreement”), Old English sōm (“agreement”).

Zinnen

The microstructures of martensite and bainite at first seem quite similar .

De microstructuren van Martensite en Bainite lijken in eerste instantie vrij vergelijkbaar.