need

Betekenis (Engels)

Noun

1. A requirement for something; something needed.
2. Lack of means of subsistence; poverty; indigence; destitution.

Verb

1. To have an absolute requirement for.
2. To want strongly; to feel that one must have something.
3. To be obliged or required (to do something).
4. To be required; to be necessary.
5. (obsolete) To be necessary (to someone).

Concepten

nodig hebben

behoefte

behoeven

moeten

hoeven

vereisen

nood

noodzaak

moeten hebben

toe zijn aan

pauperisme

behoeftigheid

armoede

reclameren

vergen

noodig hebben

benodigen

armoe

derving

gebrek

gemis

hulpbehoevendheid

noodzakelijkheid

tekort

verlangen

willen

Uitgesproken als (IPA)

/niːd/

Etymologie (Engels)

From Middle English need, nede, a merger of two terms:
* Old English nīed (West Saxon), nēd (Mercian), nēad (“necessity, compulsion, want”), from Proto-West Germanic *naudi, from Proto-Germanic *naudiz, from Proto-Indo-European *neh₂w- (“death”).
* Old English nēod (“desire, longing”), from Proto-West Germanic *neud, from Proto-Germanic *neudaz (“wish, urge, desire, longing”), from Proto-Indo-European *new- (“to incline, tend, move, push, nod, wave”).

Zinnen

" What is it that I still need to know ?" the boy asked .

"Wat moet ik nog steeds weten?" Vroeg de jongen.

" I need it to get to the Pyramids ," he said .

"Ik heb het nodig om de piramides te bereiken," zei hij.