had

Betekenis

  1. simple past and past participle of have
  2. Used to form the past perfect tense, expressing an action that took place prior to a reference point that is itself in the past.
  3. As past subjunctive: would have.

Frequentie

A1
Uitgesproken als (IPA)
/hæd/
Etymologie

From Middle English hadde (preterite), yhad (past participle), from Old English hæfde (first and third person singular preterite), ġehæfd (past participle), from Proto-Germanic *habdaz, past and past participle stem of *habjaną (“to have”), equivalent to have + -ed. Cognate with Dutch had, German hatte, Swedish hade, Icelandic hafði.

Nieuw
have

Engels

Begin met het leren van Engels met learnfeliz .

Oefen het spreken en onthouden van " had " en vele andere woorden en zinnen in Engels .

Ga naar onze Engels cursuspagina

Notes

Sign in to write sticky notes
Zinnen

Questions