boor

Betekenis (Engels)

  1. A peasant.
  2. A Boer, white South African of Dutch or Huguenot descent.
  3. A yokel, country bumpkin.
  4. An uncultured person.

Concepten

vlegel

boer

boerenhufter

boerenkinkel

hork

pummel

Frequentie

35k
Uitgesproken als (IPA)
/bʊə/
Etymologie (Engels)

Borrowed from Dutch boer (“peasant”). Doublet of bauer, Boer, and bower (“peasant, farmer”). For the meaning development compare with Russian обыва́тель (obyvátelʹ, “the average man/citizen, the man in the street, philistine, resident, inhabitant”), Polish bydło (“cattle, rabble”) (whence Russian бы́дло (býdlo, “rabble, uncultured or stupid people, sheeple”)).

Engels

Begin met het leren van Engels met learnfeliz .

Oefen het spreken en onthouden van " boor " en vele andere woorden en zinnen in Engels .

Ga naar onze Engels cursuspagina

Notes

Sign in to write sticky notes

Questions