assess

Betekenis (Engels)

1. To determine, estimate or judge the value of; to evaluate
2. To impose or charge, especially as punishment for an infraction.
3. To calculate and demand (the tax money due) from a person or entity.

Concepten

schatten

taxeren

begroten

waarderen

beoordelen

achten

achting hebben voor

achting toedragen

hechten aan

hoogachten

houden van

mogen

evalueren

belasten

inschatten

opleggen

quoteren

denken

geloven

menen

oordelen

vinden

berechten

keuren

Uitgesproken als (IPA)

/əˈsɛs/

Etymologie (Engels)

From Middle English assessen, from Old French assesser, from Medieval Latin assessare, originally the frequentative of Latin assessus, past participle of assidēre, from ad (“to, towards, at”) + sedeō (“sit; settle down”). Cognate with Spanish asentar (“to settle”).