advance

Betekenis (Engels)

Verb

1. To promote or advantage.
2. To promote or advantage.
3. To move forward in space or time.
4. To move forward in space or time.
5. To move forward in space or time.
6. To move forward in space or time.
7. To move forward in space or time.
8. To move forward in space or time.
9. To move forward in space or time.
10. To raise, be raised.
11. To raise, be raised.
12. To raise, be raised.
13. To raise, be raised.

Noun

1. A forward move; improvement or progression.
2. An amount of money or credit, especially given as a loan, or paid before it is due; an advancement.
3. An addition to the price; rise in price or value.
4. An opening approach or overture, now especially of an unwelcome or sexual nature.

Adj

1. Completed before necessary or a milestone event.
2. Preceding.
3. Forward.

Concepten

verhaasten

vooruitgang

bespoedigen

versnellen

naderen

accelereren

vordering

bevorderen

vooruitgaan

vorderen

voorschieten

assisteren

baten

bijstaan

helpen

ter zijde staan

opschieten

vlotten

vervroegen

opperen

voorschot

voortgang

lenen

avanceren

oprukken

veld winnen

verhogen

een wenk geven

influisteren

suggereren

verleden

voorafgaand

voorgaand

vorig

vroeger

voorstellen

vooruitbetaling

vooruitbrengen

aanpakken

gaan naar

genaken

stijgen

naar voren brengen

verbetering

lenen aan

aandringen

aandrukken

dringen

drukken

haasten

jachten

knellen

persen

pressen

tot haast aanzetten

urgent zijn

aandrijven

ontplooien

ontwarren

ontwikkelen

voorsprong

in rang opklimmen

overgaan

promotie maken

voor zijn

voorafgaan

voorgaan

voorlopen

voorwaarts gaan

in kassen kweken

murw maken

doen zwellen

oppompen

terugzetten

bepraten

bezielen

inademen

inblazen

inboezemen

inspireren

ophalen

overhalen

overreden

te denken geven

aanbieding

aanbod

bod

offerte

optreden

presentatie

uitvoering

voorslag

voorstel

voorstelling

afgooien

afwerpen

uitgooien

aanbieden

bieden

uitloven

voordragen

voorslaan

demarche

diplomatieke stap

moeite

poging

stap

inschrijving

intekening

verschot

vooruit helpen

uitlenen

voor-

verheffen

promoveren

attent maken op

attenderen op

aanrukken

in aantocht zijn

rijzen

naderbij komen

nader treden

nabij komen

bijschuiven

opmarcheren

opmars

oplopen

ophogen

opdrijven

krediet

lening

avances

benaderen

optrekken

vervroegd

kasvoorschot

aanvraag

verzoek

vooraf

aanpoten

aanvoeren

nadering

prijsverhoging

promotie

stijging

toenadering

vooruitkomen

vorderingen maken

beterschap

gevorderdheid

gaan

komen

doorgaan

continueren

verdergaan

voortgaan

Uitgesproken als (IPA)

/ədˈvɑːns/

Etymologie (Engels)

Etymology tree
Latin ab
Proto-Indo-European *h₂énti
Proto-Italic *anti
Latin ante
Late Latin ab ante
Proto-Indo-European *-éh₂
Proto-Indo-European *-yéti
Proto-Indo-European *-eh₂yéti
Proto-Italic *-āō
Latin -ō
Latin *abanteāre
Old French avancierbor.
Middle English avauncen
English advance
From Middle English avauncen, avancen, borrowed from Anglo-Norman avauncier, from Vulgar Latin *abanteāre, from Late Latin ab ante, from Latin ab + ante (“before”). ⟨d⟩ added in analogy to Latin ad- (cf. Middle French advancer). Compare avaunt.