greifen

Betekenis (Engels)

1. (class-1,strong,transitive) to grab; to grasp; to grip (something)
2. (class-1,strong,transitive) to grab; to seize; to snatch (in an aggressive way)
3. (class-1,intransitive,strong) to reach; to grab
4. (class-1,strong,transitive) to capture (someone)
5. (class-1,strong,transitive) to strike
6. (class-1,intransitive,strong) to take hold; to bite

Concepten

grijpen

bemachtigen

vastgrijpen

aangrijpen

pakken

vatten

vastpakken

beetpakken

vangen

beetkrijgen

beetnemen

halen

inslaan

teisteren

nemen

arresteren

bemerken

confisqueren

gewaar worden

in beslag nemen

konfiskeren

merken

raken

treffen

verbeurd verklaren

vernemen

waarnemen

aangrijpen

grijpen

vastgrijpen

krabben

omklemmen

zijn toevlucht nemen

graaien

grissen

toegrijpen

vastnemen

vasthouden

vasthaken

afpakken

bestelen

gappen

jatten

ontvreemden

pikken

plunderen

stelen

weggraaien

wegpikken

Uitgesproken als (IPA)

/ˈɡʁaɪ̯fən/

Etymologie (Engels)

From Middle High German grîfen, from Old High German grīfan, from Proto-West Germanic *grīpan, from Proto-Germanic *grīpaną, from Proto-Indo-European *gʰreyb- (“to grab, grasp”).