auslegen

Betekenis (Engels)

1. to lay out, display
2. to interpret, construe (in a certain manner)
3. to advance, to lend (money or items)
4. to design
5. to adopt the on guard position

Concepten

besteden

spanderen

spenderen

uitgeven

verteren

etaleren

uitstallen

interpreteren

blootstellen

uitbrengen

duiden

uitleggen

verklaren

vertolken

afwikkelen

besmeren

doorsmeren

ontrollen

ontvouwen

ophouden

rekken

smeren

spreiden

strekken

uitbouwen

uitbreiden

uitrollen

uitspreiden

uitsteken

uitstrekken

verdunnen

vergroten

versnijden

verwateren

afdoen

afleggen

afzetten

bergen

bewaren

opbergen

uitdoen

uitkrijgen

uittrekken

wegleggen

wegzetten

leggen

tapijt

vloerkleed

betegelen

tegelen

Met koppelteken als

aus‧le‧gen

Uitgesproken als (IPA)

[ˈʔaʊsˌleːɡən]

Etymologie (Engels)

From Middle High German ūʒlegen (“to display, set out; interpret; pronounce; lend money”). By surface analysis, aus- + legen. Compare Yiddish אויסלייגן (oysleygn, “spell (a word); interpret; lend money”), Dutch uitleggen (“explain; interpret”)