aufgeben

Betekenis (Engels)

1. (class-5,strong,transitive) to give up on (one's efforts)
2. (class-5,reflexive,strong) to give up
3. (class-5,strong,transitive) to abandon, to forsake, to relinquish
4. (class-5,strong,transitive) to surrender, to capitulate
5. (class-5,strong,transitive) to lose hope, to resign, to quit
6. (class-5,strong,transitive) to send, to mail
7. (class-5,strong,transitive) to give

Concepten

opgeven

verzaken

achterlaten

prijsgeven

loslaten

capituleren

in de steek laten

aflaten

afmaken

afsluiten

besluiten

beëindigen

ophouden

stoppen

uitmaken

uitscheiden

voleindigen

wijken

afstand doen

overgeven

zich overgeven

afstand doen van

stoppen met

afzenden

expediëren

verzenden

kapituleren

posten

oom

begeven

verlaten

verbeuren

afzien van

laten varen

zwichten

afzien

abdiceren

ontslag nemen

Met koppelteken als

auf‧ge‧ben

Uitgesproken als (IPA)

/ˈaʊ̯fˌɡeːbm̩/

Etymologie (Engels)

From Middle High German ūfgeben. Equivalent to auf- (“up”) + geben (“give”). Cognate with English upgive, Dutch opgeven.