anstellen

Betekenis (Engels)

1. (reflexive,weak) to queue, to line up
2. (transitive,weak) to hire, to appoint
3. (transitive,weak) to switch on, to power up, to enable
4. (transitive,weak) to get into, to be up to (trouble, mischief, etc.)
5. (colloquial,reflexive,weak) to behave
6. (colloquial,transitive,weak) to perform

Concepten

tewerkstellen

aanwerven

aanzetten

huren

aannemen

in dienst nemen

aan de praat krijgen

op gang brengen

aanwenden

benutten

gebruiken

aan de praat krijgen

aanstellen

aanbesteden

Met koppelteken als

an‧stel‧len

Uitgesproken als (IPA)

/ˈʔanʃtɛln̩/

Etymologie (Engels)

From an- + stellen.