Räuber

Betekenis (Engels)

1. agent noun of rauben
2. agent noun of rauben
3. agent noun of rauben
4. agent noun of rauben

Concepten

rover

bandiet

struikrover

boef

inbreker

misdadiger

schavuit

predator

inbreekster

dief

dievegge

gannef

steler

boosdoener

booswicht

onverlaat

schoelje

schoft

schurk

slechterik

snoodaard

Geslacht

♂️ Mannelijk

Uitgesproken als (IPA)

/ˈʁɔʏ̯bɐ/

Etymologie (Engels)

From Middle High German röubære, roubære, roubāre, from Old High German roubāri, equivalent to rauben + -er or Raub + -er.

Zinnen

Kurz , nachdem die Räuber die Bank verlassen haben , wurde die Polizei verständigt .

Kortom, nadat de overvallers de bank hadden verlaten, werd de politie geïnformeerd.

Kurz nachdem die Räuber die Bank verlassen hatten , wurde die Polizei verständigt .

Kort nadat de overvallers de bank hadden verlaten, werd de politie geïnformeerd.