tecido

Betekenis (Engels)

Adj

woven (fabricated by weaving)

Noun

1. (masculine) fabric; textile; cloth
2. (masculine) tissue (aggregation of cells)

Verb

past participle of tecer

tecer

1. (intransitive, transitive) to weave; to spin
2. (figuratively, transitive) to devise
3. (figuratively, transitive) to scheme, to plot

Lees verder

Concepten

weefsel

stof

doek

kleed

laken

textiel

materiaal

naaigoed

papieren zakdoekje

stukje

vod

oppervlakkige beschadiging

bonk

geweven stof

eindje

erosie

gebouw

homp

inslag

Synoniemen

pano

estofo

fazenda

corpo

substância

têxtil

edifício

estrutura

têxteis

tecidodelã

tecido celular

produtos têxteis

rede

Tecidos

erosão

tela

trama

desgaste

destruição ou ulceração de um

Tecido têxtil

Tecido

Vertalingen

tissu

tejido

tessuto

tela

Stoff

étoffe

cloth

ύφασμα

textile

tissue

Gewebe

teixit

fabric

material

Uitgesproken als (IPA)

/teˈsi.du/

Etymologie (Engels)

Past participle of tecer (“to weave”), from Old Galician-Portuguese tecer, from Latin texere (“to weave”). Cognate of texto (“text”).