servir

Betekenis (Engels)

1. (transitive) to serve (to work as a servant for someone)
2. (transitive) to serve (to worship a god)
3. (transitive) to serve (to give out or place down food or drink)
4. (intransitive) to serve (to be part of an armed force)
5. (intransitive) to suffice; to do (to be good enough for a task)
6. (intransitive) to be for (to have as its purpose or utility)

Met koppelteken als

ser‧vir

Uitgesproken als (IPA)

/seʁˈvi(ʁ)/

Etymologie (Engels)

From Old Galician-Portuguese servir, from Latin servīre.

Zinnen

O texto completo é publicado para este anúncio para servir como uma notificação .

De volledige tekst wordt gepubliceerd voor deze advertentie om als melding te dienen.

Servir para permitir a efetiva realização dos objetivos essenciais do progresso .

Dienen om de effectieve prestatie van de essentiële doelstellingen van vooruitgang mogelijk te maken.