maçar

Betekenis (Engels)

1. (transitive) to bother
2. (reflexive) to bore oneself

Concepten

slaan

kloppen

houwen

klappen

👏

vervelen

ergeren

tegenstaan

vermoeien

meppen

opvallen

treffen

halen

raken

inslaan

teisteren

zich stoten

aanstoot geven

afranselen

afrossen

choqueren

⚡

doorroeren

dorsen

geduwd worden

kwetsen

omroeren

ontkrachten

roeren

aanbotsen

Synoniemen

aborrecer

bater

cacetear

cansar

dar pancada

enfadar

entediar

golpear

malhar

🔨

percutir

atingir

dar no alvo

acertar

fazer molinete

sovar

importunar

trilhar

chocar

debulhar

melindrar

mexer

esbordoar

espancar

Vertalingen

cansar

fastidiar

wallop

schlagen gegen

hit

strike

avorrir

copejar

pegar

enfastidir

enfastijar

bore

aushämmern

ausklopfen

prügeln

Uitgesproken als (IPA)

/maˈsa(ʁ)/

Etymologie (Engels)

From maça (“mace, mallet”) + -ar.