zacht

Betekenis (Engels)

1. soft
2. gentle
3. mild (of weather)
4. with low calcium content (of water)

Concepten

zacht

mild

week

mals

liefelijk

zoet

zachtaardig

zachtmoedig

zachtzinnig

zoel

murw

lief

bot

stomp

stil

licht

milde

zachte

aardig

bekoorlijk

charmant

innemend

schattig

snoeperig

snoezig

voorkomend

vriendelijk

verwijfd

lauw

warm

kalm

mul

induwbaar

niet luid

kleverig

visceus

fijn

glad

buigzaam

gedwee

kneedbaar

lenig

smeuïg

soepel

gemakkelijk

Uitgesproken als (IPA)

/zɑxt/

Etymologie (Engels)

From Middle Dutch sachte, from Old Dutch sāfti, from Proto-West Germanic *samftī.

Zinnen

Na een elegante sprong landde hij zacht aan de andere kant van de greppel .

After an elegant jump, he landed softly on the other side of the ditch.