vinger

Betekenis (Engels)

Noun

finger

Verb

1. (first-person, form-of, indicative, present, singular) inflection of vingeren:
2. (form-of, indicative, present, second-person, singular) inflection of vingeren:
3. (form-of, imperative) inflection of vingeren:

vingeren

• Verb
• Noun

Lees verder

Synoniemen

teen

digitaal

vingerbreedte

keeshond

bodempje

Vertalingen

finger

doigt

dedo

Finger

dedo

dito

parmak

dit

digitus

δάχτυλο

digit

toe

δάκτυλο

Zehe

Uitgesproken als (IPA)

/ˈvɪŋər/

Etymologie (Engels)

Overgenomen van Middelnederlands: vinger

Overgenomen van Old Dutch: fingar

In summary

From Middle Dutch vinger, from Old Dutch fingar, from Proto-West Germanic *fingr, from Proto-Germanic *fingraz.

Zinnen

Leg je vinger op de vingerafdrukscanner.

Put your finger on the fingerprint scanner.

Wij moeten de vinger leggen op de talrijke nog voorkomende tekortkomingen .

Although we have come a long way and we are making every effort now, I feel that we still have a long way to go.