toom

Betekenis (Engels)

1. (masculine, neuter) bridle, rein
2. (masculine, neuter) a flock of birds (especially ducks, geese and swans)
3. (masculine, neuter) frenulum

Synoniemen

teugel

breidel

leidsel

Vertalingen

bride

Zaum

restraints

bridle

Zäumung

gem

brida

Zaumzeug

entrave

paddling

Hilfsschirmverbindungsleine

curb

Uitgesproken als (IPA)

/toːm/

Etymologie (Engels)

Overgenomen van Middelnederlands: toom

Overgenomen van Old Dutch: *tōm

In summary

From Middle Dutch toom, from Old Dutch *tōm, from Proto-West Germanic *taum, from Proto-Germanic *taumaz. Doublet of team.