wonen

Betekenis (Engels)

to live (in a certain place)

Synoniemen

resideren

huizen

gevestigd zijn

verblijven

inwonen

bewonen

vertoeven

leven

logeren

omgaan

venten

Vertalingen

wohnen

live

morar

habiter

demeurer

dwell

habitar

abitare

reside

habitar

hausen

loger

leben

inhabit

Uitgesproken als (IPA)

/ˈʋoːnə(n)/

Etymologie (Engels)

Overgenomen van Middelnederlands: wōnen

Overgenomen van Old Dutch: wonon

In summary

From Middle Dutch wōnen, from Old Dutch wonon, from Proto-West Germanic *wunēn, from Proto-Germanic *wunāną, from Proto-Indo-European *wenh₁- (“to wish, love”).

Zinnen

Ze wonen allemaal in dat gebied .

They all live in that area.

We wonen in een appartement op de derde verdieping .

We live in an apartment on the third floor.

Dan willen jonge mensen ook weer in de dorpen blijven wonen .

Our concern here is that young people will also then stay in the villages again.

Hoeveel mensen wonen in Almere ?

How many people live in Almere?

We wonen in een appartement op het derde verdiep .

We live in an apartment on the third floor.