plan

Betekenis (Engels)

Noun

1. (neuter) a set of intended actions, through which one expects to achieve a goal: plan, plot, scheme
2. (neuter) a technical drawing
3. (neuter) a detailed map of a relatively small area, such as a building or settlement

Verb

1. (first-person,form-of,indicative,present,singular) inflection of plannen:
2. (form-of,indicative,present,second-person,singular) inflection of plannen:
3. (form-of,imperative) inflection of plannen:

Concepten

plan

ontwerp

opzet

bedoeling

project

plattegrond

concept

strekking

voornemen

blauwdruk

toeleg

zin

schema

intentie

doel

programma

kaart

landkaart

doelstelling

doelwit

honk

wit

woord

zeggen

voorbereidingen

agenda

design

idee

vooruitzicht

hoogte

niveau

peil

afbeelding

figuur

model

projekt

dagorde

zakagenda

Uitgesproken als (IPA)

/plɑn/

Etymologie (Engels)

Borrowed from French plan, from Middle French plant.

Zinnen

Ik verzoek u met klem van dat plan af te zien .

I would urge you to rethink.

Wij zijn absoluut niet van plan het belang van de nieuwe technologieën te geringschatten.

Downgrading the press is not on our agenda. Quite the contrary, the influence of new technologies of informing the people of Europe is multi-dimensional and extremely important.