structuur

Betekenis (Engels)

1. (feminine) structure
2. (Suriname,feminine,in-plural,metonymically) functionary, cadre

Concepten

structuur

bouw

constructie

samenstelling

inrichting

computer architectuur

computer architektuur

computerarchitectuur

computerarchitektuur

opbouw

Met koppelteken als

struc‧tuur

Geslacht

♀️ Vrouwelijk

Uitgesproken als (IPA)

/strʏkˈtyr/

Etymologie (Engels)

From Middle Dutch structuur, from Middle French structure, from Latin structura (“a fitting together, adjustment, building, erection, a building, edifice, structure”), from structus (“pile up, arrange, assemble, build”), past participle of struere. Compare construct, instruct, destroy, etc.

Zinnen

We stellen ook een structuur voor dit debat voor .

We did not envisage that this debate should be without form.