steken

Betekenis (Engels)

Verb

1. (transitive) to prick, sting
2. (intransitive) to sting, hurt
3. (transitive) to stab, thrust (with a sharp instrument such as a dagger)
4. (transitive) to insert, put in

Noun

plural of steek

Concepten

steken

doen

stoppen

prikken

leggen

plaatsen

stellen

zetten

priemen

indoen

pikken

bijten

insteken

irriteren

aanbrengen

aandoen

aantrekken

inleggen

inzetten

opbrengen

opleggen

aanleggen

aanmaken

bedrijven

bouwen

construeren

fitten

installeren

maken

poseren

situeren

stationeren

uitbrengen

uitrichten

uitvoeren

zitten

stikken

aanwenden

aanzetten

benutten

doorvoeren

gebruiken

in toepassing brengen

toepassen

voordoen

aandienen

aankondigen

adverteren

annonceren

binnenleiden

inleiden

inschuiven

instoppen

invoeren

inpakken

verpakken

branden

op de heupen werken

boren

woekeren

herstellen

verrichten

Met koppelteken als

ste‧ken

Uitgesproken als (IPA)

/ˈsteːkə(n)/

Etymologie (Engels)

From Middle Dutch stēken, from Old Dutch *stecan, from Proto-West Germanic *stekan, from Proto-Germanic *stikaną, originally a class 1 strong verb.

Zinnen

Nog twee dagen in Europa en dan steken we terug de Atlantische Oceaan over .

Two more days in Europe and then we cross the Atlantic again.

Hij dacht dat zijn scheerapparaat stuk was , maar hij was gewoon vergeten om de stekker erin te steken .

He thought his shaver was broken, but he just forgot to plug it in.