jammer

Betekenis (Engels)

Intj

too bad, unfortunately

Adj

1. unfortunate, sad
2. (predicative) too bad, a pity

Verb

1. (first-person, form-of, indicative, present, singular) inflection of jammeren:
2. (form-of, indicative, present, second-person, singular) inflection of jammeren:
3. (form-of, imperative) inflection of jammeren:

jammeren

to yammer, whine

Lees verder

Synoniemen

helaas

spijtig

jammer genoeg

tot mijn spijt

ongelukkigerwijs

tot onze spijt

betreurenswaardig

ongelukkig

schade

Vertalingen

leider

bedauerlich

unfortunately

malheureusement

regrettably

lamentavelmente

infelizmente

bedauerlicherweise

alas

dommage

desgraçadamente

desgraciadamente

purtroppo

shame

Uitgesproken als (IPA)

/ˈjɑ.mər/

Etymologie (Engels)

Overgenomen van Middelnederlands: jammer

Overgenomen van Old Dutch: iāmer

In summary

From Middle Dutch jammer, from Old Dutch iāmer, from Proto-Germanic *jēmaraz (“miserable, sorrowful”).

Zinnen

Het is in dit opzicht jammer dat we halverwege zijn gestopt .

In this respect, it is a pity that we stopped halfway.

Voorzitter , jammer genoeg heeft de rapporteur gelijk .

- (NL) Mr President, unfortunately, the rapporteur is right.

Het is jammer dat er zoveel olifanten gedood worden voor hun ivoren slagtanden.

It is a pity that so many elephants are killed for their ivory tusks.