diep

Betekenis (Engels)

Adj

1. deep, down low
2. profound
3. intense

Noun

1. (neuter, uncountable) the deep, profound part of a body of water
2. (neuter, uncountable) a canal

Synoniemen

diepgaand

grondig

lang

onmetelijk

ver

zich

buigen

zwaar

Uitgesproken als (IPA)

/dip/

Etymologie (Engels)

Overgenomen van Middelnederlands: diep

Overgenomen van Old Dutch: *diop

Verwant aan Nedersaksisch: deep

Verwant aan Fries: djip

Verwant aan Engels: deep

Verwant aan Duits: tief

Verwant aan Deens: dyb

Verwant aan Noors: dyp

In summary

From Middle Dutch diep, from Old Dutch diep, from Proto-West Germanic *deup, from Proto-Germanic *deupaz, from Proto-Indo-European *dʰewb-.
Compare Low German deep, West Frisian djip, English deep, German tief, Danish dyb, Norwegian dyp.

Zinnen

U zou zich diep moeten schamen .

You should be thoroughly ashamed.

De moord die daar is begaan was een diep verwerpelijke, afschuwelijke daad .

The murder that occurred there was a profoundly condemnable, abhorrent act.