dalen

Betekenis (Engels)

Verb

1. (intransitive) to descend
2. (intransitive) to decrease, to drop

Noun

plural of dal

Synoniemen

zakken

landen

zinken

neerlaten

lager worden

neerstrijken

strijken

vallen

vellen

verzakken

verlagen

wegzakken

om laag gaan

omlaaggaan

laten zakken

teruglopen

afslaan

buigen

naar beneden gaan

neerslaan

neigen

afdalen

Met koppelteken als

da‧len

Uitgesproken als (IPA)

/ˈdaːlə(n)/

Etymologie (Engels)

Overgenomen van Middelnederlands: dālen

Overgenomen van Old Dutch: *dalon

In summary

From Middle Dutch dālen, from Old Dutch *dalon. Equivalent to dal (“valley”) + -en. Derived in Old Dutch times, and apparently only shared with Low Saxon. The regular Germanic word is vallen, which has now acquired a more specific sense of “stumble” or “drop uncontrolledly”.

Zinnen

Het aantal landbouwers blijft dalen .

The number of farmers continues to decline.