gesprek

Betekenis (Engels)

talk, verbal conversation

Concepten

gesprek

conversatie

onderhoud

dialoog

bespreking

overleg

spraak

taal

babbel

betoog

discussie

uiting

gedachtenwisseling

denkvermogen

gezond verstand

oordeel

rede

speech

toespraak

vertoog

geklets

interaktie

konversatie

onderlinge beïnvloeding

tweegesprek

tweespraak

debat

dispuut

geschil

redetwist

twistgesprek

afhandeling

afwikkeling

onderhandeling

Met koppelteken als

ge‧sprek

Geslacht

Onzijdig

Uitgesproken als (IPA)

/ɣəˈsprɛk/

Etymologie (Engels)

From Middle Dutch gesprec (“speaking, speech”), from Old Dutch *gisprekki, from Proto-Germanic *gasprakją. Equivalent to ge- + spreken. Its use as a term for “conversation” dates to early Modern Dutch, in this sense it ultimately displaced older gespraak.
Compare Low German Gespreek, German Gespräch.