bezwaar

Betekenis (Engels)

Noun

1. (neuter) objection
2. (neuter) difficulty, obstacle

Verb

1. (first-person,form-of,indicative,present,singular) inflection of bezwaren:
2. (form-of,indicative,present,second-person,singular) inflection of bezwaren:
3. (form-of,imperative) inflection of bezwaren:

Concepten

bezwaar

protest

tegenwerping

bedenking

tegenspraak

klacht

aanmerking

opwerping

moeilijkheid

strubbeling

zwarigheid

Met koppelteken als

be‧zwaar

Uitgesproken als (IPA)

/bəˈzʋaːr/

Etymologie (Engels)

From bezwaren. First attested in the sixteenth century.