bewegen

Betekenis (Engels)

1. (intransitive,reflexive,sometimes) to move, to be in motion
2. (transitive) to move, to cause to be in motion
3. (transitive) to budge, to motivate, to spur, to induce

Synoniemen

ontroeren

aangrijpen

verroeren

zich bewegen

roeren

verplaatsen

aansporen

aanzetten

overhalen

zich verplaatsen

zich verroeren

belezen

aandoen

schudden

ontzetten

⚡

doen besluiten

doen bewegen

verschuiven

drijven

veroorzaken

wervelen

wrikken

wuiven

👋

zich aanstellen

zich roeren

oproeren

aanmoedigen

aanrichten

agiteren

determineren

meegaan

nauwkeurig bepalen

omzetten

ophitsen

opruien

opschudden

opstoken

opwinden

overbrengen

overplaatsen

schokken

stichten

teweegbrengen

verleggen

Met koppelteken als

be‧we‧gen

Uitgesproken als (IPA)

/bəˈʋeːɣə(n)/

Etymologie (Engels)

From Middle Dutch bewegen. Equivalent to be- + wegen.

Zinnen

Over het algemeen bewegen we ons te weinig .

In general, we don't move enough.