baas
Betekenis
- (masculine) boss, chief, superior
- (masculine) employer, manager
- (Belgium,masculine) strong or tough guy
- (masculine) boss
- (figuratively,masculine) crack, master, expert (at something)
- (figuratively,masculine) whopper, large one (of its kind)
- (diminutive,masculine) fellow, boy, especially a youngling or novice
Frequentie
Geslacht
♂️ Mannelijk
Uitgesproken als (IPA)
/baːs/
Etymologie
Inherited from Middle Dutch baes (“master of a household, friend”), from Old Dutch *baso (“uncle, kinsman”), from Proto-West Germanic *baswō, from Proto-Germanic *baswô. Cognates include Middle Low German bās (“supervisor, foreman”), Old Frisian bas (“master”); possibly also Old High German basa ("father's sister, cousin"; > German Base (“aunt, cousin”)).
Verbeter je uitspraak
Begin met het leren van Nederlands met learnfeliz .
Oefen het spreken en onthouden van " baas " en vele andere woorden en zinnen in Nederlands .
Ga naar onze Nederlands cursuspagina