stimulo

Betekenis (Engels)

1. (conjugation-1) to urge on, goad on, stimulate, rouse up
2. (conjugation-1) to torment, vex, trouble, disquiet, disturb

Concepten

aandrijven

aanmoedigen

stimuleren

storen

storing veroorzaken

verontrusten

bezorgd maken

onrustig maken

Tegenovergesteld aan

domō, lēniō, sōpiō, sēdō, dēlēniō, restinguō, plācō, coërceō, mītigō, commītigō, ēlevō, levō, allevō, alleviō, cōnsōlor

Synoniemen

concito

conturbo

excito

adhortor

exhortor

exstimulo

iacto

Vertalingen

goad

pertorbar

anspornen

intranquil·litzar

ablenken

anreizen

desassossegar

aufmuntern

beunruhigen

ermutigen

stören

verwirren

zerstreuen

ενθαρρύνω

distreure

Uitgesproken als (IPA)

[ˈstɪ.mʊ.ɫoː]

Etymologie (Engels)

From stimulus (“goad; sting; spur, incentive”).