suono

Betekenis (Engels)

Noun

sound (that is heard)

Verb

first-person singular present indicative of suonare

Concepten

geluid

🔉

klank

🔉

gaan

herrie

kleppen

klinken

🔉

lawaai

overgaan

gerucht

toon

rumoer

stem

Synoniemen

rumore

tono

voce

onda acustica

squillo

💍

acciottolio

chiassosità

curiosaggine

risonanza

rumorosità

tintinnio

trillo

💍

onde sonore

audio

fono

☎️

colpo

fonema

sono

Vertalingen

sound

🔉

sonido

🔉

son

🔉

som

🔉

ήχος

so

🔉

Schall

🔉

Laut

صوت

🔉

Ton

Klang

🔉

ruído

noise

Hall

Met koppelteken als

suò‧no

Uitgesproken als (IPA)

/ˈswɔ.no/

Etymologie (Engels)

Inherited from Latin sonus.