andar

Betekenis

Verb

1. (intransitive) to walk
2. (intransitive) to wander, to travel
3. (intransitive) to go, to proceed
4. (catenative) to be or keep (doing)
5. (intransitive) to search, catch or gather
6. (intransitive) to move
7. (catenative) to be about to

Noun

1. (masculine) storey, stage, floor, level
2. (masculine) walk, pace, gait
3. (masculine) pace

Met koppelteken als

an‧dar

Uitgesproken als (IPA)

/anˈdaɾ/

Etymologie

From Old Galician-Portuguese andar, from Early Medieval Latin andāre, of uncertain origin.

Zinnen

De estar sempre no sofá , de andar polos corredores.

Om altijd op de bank te zijn, om door de gangen te lopen.

Anteriormente ocupaba o andar inferior da actual Facultade de Xeografía e Historia .

Hij bezette eerder de onderste verdieping van de huidige faculteit van geografie en geschiedenis.