plaque

Betekenis (Engels)

Noun

1. sheet, plate (of metal)
2. slab (of marble)
3. plaque (bacteria on teeth)
4. plaque, slab (ornamental)
5. chip
6. plate
7. plate (especially a tectonic plate)
8. slab, bar (of e.g. chocolate)
9. (slang) 10,000 francs
10. burner; ring (element on a kitchen stove that generates localized heat for cooking)

Verb

1. inflection of plaquer:
2. inflection of plaquer:

Concepten

plaat

naamplaat

plak

tablet

naambord

kentekenplaat

breekplaat

frictieplaat

onderplaat

zeefplaat

fotografische plaat

zenuwcentrum

gedenkplaat

plaque

tandaanslag

nummerbord

bord

Uitgesproken als (IPA)

/plak/

Etymologie (Engels)

From Middle Dutch placken (“to patch, beat metal into a thin plate”), from placke (“disk, patch, stain”), from *Old Dutch plagga (“patch”), from Proto-Germanic *plaggą (“patch”).