traidor

Betekenis (Engels)

Adj

1. traitorous (characteristic of a traitor)
2. unpredictable

Noun

1. (masculine) traitor, betrayer, backstabber
2. (figuratively,masculine) snake

Concepten

verrader

verraadster

verraderlijk

aanbrenger

aangever

judas

klikker

sycofant

verlinker

versliegeraar

afvallig

dubbelhartig

ontrouw

trouweloos

klikspaan

verklikker

landverrader

NSB'er

quisling

verraderlijke

trouweloze

overloper

valsaard

Met koppelteken als

trai‧dor

Uitgesproken als (IPA)

/tɾaiˈdoɾ/

Etymologie (Engels)

Inherited from Old Spanish traydor, traïdor, traedor, related to Old Spanish traer (“to betray”) and perhaps a semi-learned borrowing from Latin trāditōrem (“traitor, betrayer”) (the main evidence being its use with a hiatus -aï- in Berceo), from Latin trādō, trādere (“to hand over, abandon something”), from trāns (“across, beyond”) + dō (“to give”).

Zinnen

Las pruebas lo declaraban claramente culpable y fue sentenciado a muerte por traidor .

Het bewijs verklaarde hem duidelijk schuldig en werd door verrader ter dood veroordeeld.