tocar

Betekenis (Engels)

  1. (transitive) to touch
  2. (transitive) to play (a musical instrument)
  3. (impersonal, intransitive) to be someone's time or turn
  4. (impersonal, intransitive) to have to do something, be obligated to do
  5. (transitive) to knock
  6. (transitive) to honk
  7. (transitive) to ring
  8. (transitive) to touch on (mention briefly)
  9. (intransitive) to touch (affect emotionally)
  10. (transitive) to bunt

Concepten

aanraken
raken
spelen
beroeren

voorspelen

roeren
uitvoeren
toucheren

agioteren

aanboren

aangedaan zijn

aankomen
aanroeren
acteren
bellen
💍
bespelen
luiden
🔉
speculeren
galmen
kleppen
klinken
🔉
aangaan
ontroeren
opperen
overgaan
betreffen
beschrijven

schalmen

schellen
slaan
beieren
🔉
spel
aanbellen
staan voor
aflopen
uitdrukken
uiten
uitspreken
aanzitten
vertegenwoordigen
verwoorden
betuigen
gaan
Synoniemen

palpar
sonar
B2
🔉
manosear
rozar
jugar
A2
tañer
aludir
acariciar
22k
doblar
C2
ejecutar
C1
sentir
A2
especular
22k
engrasar
entonar
enunciar

estar en contacto

estirar
C2
expresar
C1
fregar
20k
🧽
frotar
24k
gustar
B2
hurgar
29k
interpretación
C1
interpretar
C1
jalar
25k
ligeramente
C1
limitar
22k
llamar
A1
manchar
25k
molestar
B2

mover con la palma

pegar
C1
peinar
32k
probar
B1
representar
C1
saborear
C2
tentar
28k

tocar la campanilla

tomar
A1
ungir
untar
44k
confinar
contactar
C1
embadurnar
embarrar
lindar
tantear

tocar a

tocarse
31k

tocar un instrumento

Vertalingen

touch
toucher
tocar
toccare
berühren
tocar
play
suonare
spielen
jouer

αγγίζω

feel
anfassen
ring
💍
Frequentie

B1
Met koppelteken als
to‧car
Uitgesproken als (IPA)
/toˈkaɾ/
Etymologie (Engels)

Inherited from Vulgar Latin *toccāre, *tuccāre, of Germanic or onomatopoeic origin.

Verbeter je uitspraak

Notes

Sign in to write sticky notes
Spaans