trust

Betekenis (Engels)

Concepten

vertrouwen

geloof

fiducie

toevertrouwen

vertrouwen hebben in

fiducie hebben in

trust

ontboezemen

vertrouwen op

vertrouwen stellen in

afgaan op

geloven

hopen

krediet

boodschap

commissie

opdracht

hoop

kartel

krediet geven

stichting

betrouwbaarheid

aplomb

zelfbewustheid

Frequentie

A1
Uitgesproken als (IPA)
/tɹʌst/
Etymologie (Engels)

From Middle English trust (“trust, protection”). Long considered a borrowing from Old Norse traust (“confidence, help, protection”), itself from Proto-Germanic *traustą, but the root vocalism is incompatible, and so it is considered a reflex of an unattested Old English *trust, from a rare zero-grade proto-Germanic variant of the same root also attested in Middle High German getrüste (“host”). Ultimately from Proto-Indo-European *deru- (“be firm, hard, solid”). Akin to Danish trøst (“comfort, solace”), Saterland Frisian Traast (“comfort, solace”), West Frisian treast (“comfort, solace”), Dutch troost (“comfort, consolation”), German Trost (“comfort, consolation”), Gothic trausti (“alliance, pact”). Doublet of tryst. More at true, tree.

Markeer dit

Verbeter je uitspraak

Engels

Begin met het leren van Engels met learnfeliz .

Oefen het spreken en onthouden van " trust " en vele andere woorden en zinnen in Engels .

Ga naar onze Engels cursuspagina

Notes

Sign in to write sticky notes

Questions