teacher

Betekenis (Engels)

1. A person who teaches, especially one employed in a school.
2. The index finger; the forefinger.
3. An indication; a lesson.
4. The second highest office in the Aaronic priesthood, held by priesthood holders of at least the age of 14.

Concepten

leraar

onderwijzer

lerares

docent

onderwijzeres

instructeur

schooljuffrouw

docente

schoolmeester

leerkracht

meester

leermeester

onderwijzer

onderwijzeres

wijsvinger

onderrichter

academicus

lezer

Met koppelteken als

teach‧er

Uitgesproken als (IPA)

/ˈtiːt͡ʃə/

Etymologie (Engels)

From Middle English techere, equivalent to teach + -er. More at teach.