stolen

Betekenis (Engels)

Verb

past participle of steal

Adj

That has been stolen.

Noun

Something which has been stolen.

steal

• Verb
• Noun

Lees verder

Concepten

gestolen

Synoniemen

robbed

deceive

fool

furtive

hoodwink

pilfered

plundered

seized

stealing

taken away

thief

absconded

thieving

Vertalingen

rubato

gestohlen

rubata

volé

volée

مسروق

robado

furtivo

furtado

roubado

robada

robadas

robados

çalınmış

سليب

Uitgesproken als (IPA)

/ˈstəʊlən/

Etymologie (Engels)

Overgenomen van Middelengels: stolen

Overgenomen van Oudengels: stolen

Verwant aan Schots: stellin

Verwant aan Saterfries: stäälen

Verwant aan Fries: stellen

Verwant aan Nederlands: gestolen

Verwant aan Duits: gestohlen

Verwant aan Zweeds: stulen

In summary

From Middle English stolen, istolen, from Old English stolen, ġestolen, from Proto-Germanic *stulanaz, past participle of Proto-Germanic *stelaną (“to steal”), equivalent to stole + -en. Cognate with Scots stellin, stollin (“stolen”), Saterland Frisian stäälen (“stolen”), West Frisian stellen (“stolen”), Dutch gestolen (“stolen”), German Low German stohlen (“stolen”), German gestohlen (“stolen”), Swedish stulen (“stolen”).