shun

Betekenis (Engels)

1. To avoid, especially persistently; ostracize.
2. To escape (a threatening evil, an unwelcome task etc).
3. To screen, hide.
4. To shove, push.

Concepten

afkeuren

afslaan

afwijzen

nee zeggen tegen

terugwijzen

vertikken

verwerpen

weigeren

wraken

heruitzenden

retourneren

terugbezorgen

terugsturen

verdringen

vermijden

ontwijken

mijden

braken

kotsen

ontzenuwen

overgeven

spugen

terugdringen

vergooien

weerleggen

weggooien

wegwerpen

weren

verdrijven

afstoten

ciseleren

het oneens zijn

uitdrijven

verduwen

verjagen

wegdrijven

wegdringen

wegduwen

wegjagen

wegstoten

vomeren

uit de weg gaan

ontvlieden

schuwen

vlieden

Uitgesproken als (IPA)

/ʃʌn/

Etymologie (Engels)

From Middle English shǒnen (“to decline to do, avoid, fear”), from Old English sċunian (“to shun, fear, avoid”), of uncertain origin. Possibly from Proto-West Germanic *skū̌hnōn, *skū̌hnijan, *skeuhnēn (“to frighten, fear”), from Proto-Germanic *skuhaz, *skeuhaz (“timid, fearful, shy”).
Alternatively, possibly ultimately from Proto-Indo-European *(s)kewdʰ- (“to cover, wrap, encase”), from *(s)kewH- (“to cover, hide”); if so, cognate with Old English hȳdan (“to hide, conceal, preserve”).