sorrow

Betekenis (Engels)

Concepten

bedroefdheid

hartzeer

zieleleed

treurigheid

mistroostigheid

melancholie

somberheid

vermoeienis

weeklacht

wezenloosheid

zelfverwijt

zwaarmoedigheid

afmatting

vadsigheid

gewetenswroeging

schuldbesef

bedroefenis

ongelukkigheid

harteleed

berouw hebben

dofheid

droefgeestigheid

Frequentie

B2
Uitgesproken als (IPA)
/ˈsɒɹ.əʊ/
Etymologie (Engels)

In summary

From Middle English sorwe, sorow, sorewe, from Old English sorg, sorh (“care, anxiety, sorrow, grief”), from Proto-West Germanic *sorgu, from Proto-Germanic *surgō (compare West Frisian soarch, Dutch zorg, German Sorge, Danish, Swedish and Norwegian sorg), from Proto-Indo-European *swergʰ- (“watch over, worry; be ill, suffer”) (compare Old Irish serg (“sickness”), Tocharian B sark (“sickness”), Lithuanian sirgti (“be sick”), Sanskrit सूर्क्षति (sū́rkṣati, “worry”). Despite the similarity in form and meaning, not historically related to sorry and sore.

Verbeter je uitspraak

Notes

Sign in to write sticky notes