leech

Betekenis (Engels)

Noun

1. An aquatic blood-sucking annelid of subclass Hirudinea, especially Hirudo medicinalis.
2. (figuratively) A person who derives advantage from others in a parasitic fashion.
3. (dated) A glass tube designed for drawing blood from damaged tissue by means of a vacuum.

Verb

1. (literally, transitive) To apply a leech medicinally, so that it sucks blood from the patient.
2. (figuratively, transitive) To drain (resources) without giving back.

Verb

To treat, cure or heal.

Concepten

bloedzuiger

lijk

parasiet

aderlaten

uitzuiger

echel

laak

heler

parasiteren

uitzuigen

Synoniemen

bloodsucker

parasite

bleed

🩸

sponge

🧽

sponger

worm

🪱

hirudinean

phlebotomise

phlebotomize

insect

slug

hirudo

surgeon

sycophant

toady

venesect

feed upon

Hirudinaria manillensis

cling

flea

freeload

hanger-on

blood-sucker

physician

Vertalingen

sangsue

sanguijuela

sanguisuga

Blutegel

βδέλλα

sanguessuga

sangonera

Egel

hirudo

mignatta

sülük

Blutsauger

parasita

parassita

Uitgesproken als (IPA)

/liːt͡ʃ/

Etymologie (Engels)

Overgenomen van Middelengels: leche

Overgenomen van Oudengels: lǣċe

Verwant aan Middelnederlands: lake

Verwant aan Nederlands: laak

Verwant aan Oudiers: líaig

Verwant aan Servo-Kroatisch: ljèkār

Verwant aan Pools: lekarz

Verwant aan Old Frisian: lētza

Verwant aan Old Saxon: lāki

Verwant aan Oudhoogduits: lāhhi

Verwant aan Deens: læge

Verwant aan Gothisch: 𐌻𐌴𐌺𐌴𐌹𐍃

Overgenomen van Middelengels: lechen

Verwant aan Zweeds: läka

Overgenomen van Middelengels: lek

Verwant aan Fries: lyk

Verwant aan Nederlands: lijk

Verwant aan Middelhoogduits: geleich

Verwant aan Latijn: ligō

Verwant aan Oekraïens: нали́гати

Verwant aan Albanees: lidh

In summary

From Middle English leche (“blood-sucking worm”), from Old English lǣċe (“blood-sucking worm”), akin to Middle Dutch lāke ("blood-sucking worm"; > modern Dutch laak).