infringe

Betekenis (Engels)

1. (transitive) To break or violate a treaty, a law, a right, etc.
2. (intransitive) To break in or encroach on something.
3. (dated, transitive) To furnish or embellish with a fringe.

Concepten

schenden

inbreuk maken op

overtreden

geen aandacht schenken aan

minachten

verachten

verbreken

versmaden

verwaarlozen

verwerpen

verzaken

zondigen

achteloos voorbijgaan aan

een inbreuk plegen op

achterstellen

een hekel hebben aan

Synoniemen

violate

break

transgress

contravene

encroach

disobey

invade

trespass

breach

impinge

offend

intrude

overstep

defy

abuse

conflict

run afoul

resist

go against

entrench

outrage

foray

foul

fracture

hurt

impinge on

infract

injure

insult

mortify

neglect

oppose

oppress

overlook

override

pirate

prejudice

profane

raid

renege on

scorn

shatter

slight

slur

smash

snag

stave

stray

take over

total

Vertalingen

infringir

enfreindre

violare

infringir

violer

infrangere

verletzen

transgresser

contrevenir

παραβαίνω

trasgredire

transgredir

παρανομώ

verstoßen

καταπατώ

Uitgesproken als (IPA)

/ɪnˈfɹɪnd͡ʒ/

Etymologie (Engels)

Borrowed from Latin infringere (“to break off, break, bruise, weaken, destroy”), from in (“in”) + frangere (“to break”).