exhaust

Betekenis (Engels)

Verb

1. To draw or let out wholly; to drain off completely.
2. To empty by drawing or letting out the contents
3. To use up; to deplete, drain or expend wholly, or until the supply comes to an end
4. To tire out; to wear out; to cause to be without any energy.
5. To discuss thoroughly or completely.
6. To subject to the action of various solvents in order to remove all soluble substances or extractives.
7. To expel (as exhaust).
8. To discharge or escape (as exhaust).

Noun

1. A system consisting of the parts of an engine through which burned gases or steam are discharged; see also exhaust system.
2. The steam let out of a cylinder after it has done its work there.
3. The dirty air let out of a room through a register or pipe provided for the purpose.
4. An exhaust pipe, especially on a motor vehicle.
5. Exhaust gas.

Adj

Exhausted; used up.

Concepten

uitlaat

uitputten

verbruiken

uitlaatpijp

leegmaken

afbreken

afhakken

afhouwen

afkappen

afleggen

aflopen

afslachten

bedaren

bevangen

de moed ontnemen

delven

deprimeren

doden

doodmaken

doodschieten

doorgaan

fnuiken

fusilleren

gaan door

geruststellen

kalmeren

kappen

kleinmaken

neerdrukken

neerhalen

neerkomen

neerslachtig maken

neervellen

ombrengen

omhakken

omkappen

ontmoedigen

opduikelen

opgraven

overwinnen

putten uit

rooien

slachten

slopen

terneerdrukken

uitgraven

vellen

vernederen

verootmoedigen

verslaan

verzwakken

winnen

wippen

zegevieren

uitgeven

verdamping

consumeren

verminderen

afbeulen

afgrazen

afjakkeren

afmatten

afwerken

afzuigen

uitmergelen

opruimen

Uitgesproken als (IPA)

/ɪɡˈzɔːst/

Etymologie (Engels)

From Latin exhaustus, past participle of exhaurīre (“to draw out, drink up, empty, exhaust”), from ex (“out”) + haurīre (“to draw (especially water), drain”).