bedeck

Betekenis (Engels)

1. (transitive) To deck, ornament, or adorn
2. (transitive) to grace.

Concepten

versieren

tooien

sieren

opsieren

decoreren

uitdossen

ridderen

onderscheiden

afzetten

ontwijken

stofferen

mijden

uit de weg gaan

garneren

uitmonsteren

vermijden

beslaan

Synoniemen

decorate

embellish

adorn

ornament

deck

garnish

trim

festoon

beautify

grace

furnish

spruce up

array

bedight

duck

🦆

elude

dress

👗

evade

dodge

fit out

clothe

garb

circumvent

bedizen

jewel

avoid

outfit

set

shirk

sidestep

steer clear of

avert

accoutre

Vertalingen

adornar

decorar

schmücken

verzieren

adornar

ornamentar

adornare

ornamentar

decorare

ausputzen

orner

décorer

aufputzen

ornamentar

Uitgesproken als (IPA)

/bɪˈdɛk/

Etymologie (Engels)

Verwant aan Fries: bedekke

Verwant aan Nederlands: bedekken

Verwant aan Duits: bedecken

Verwant aan Zweeds: betäcka

In summary

From be- + deck. Compare West Frisian bedekke (“to cover”), Dutch bedekken (“to cover, coat, overlay”), German bedecken (“to cover, top, overlay”), Swedish betäcka (“to cover, shelter”). Doublet of bethatch.