boast

Betekenis (Engels)

Concepten

opscheppen

pochen

snoeven

bluffen

zwetsen

bogen

stoffen

snorken

pralen

zich bogen

trots

zich beroemen

pronken

renommeren

bluf

bogen op

geiten

gepoch

Frequentie

C2
Uitgesproken als (IPA)
/bəʊst/
Etymologie (Engels)

From Middle English bosten, from bost (“boast, glory, noise, arrogance, presumption, pride, vanity”), probably of North Germanic origin, ultimately from Proto-Germanic *bausuz (“inflated, swollen, puffed up, proud, arrogant, bad”). Cognate with Scots bost, boist (“to threaten, brag, boast”), Anglo-Norman bost (“ostentation”) (from Germanic). Related to Norwegian baus (“proud, bold, daring”), dialectal German baustern (“to swell”), German böse (“evil, bad, angry”), Dutch boos (“evil, wicked, angry”), West Frisian boas (“bad, wicked, angry, shrewd, clever”). Compare also dialectal Norwegian bausta, busta (“to rush onward, make a noise”).

Markeer dit

Verbeter je uitspraak

Engels

Begin met het leren van Engels met learnfeliz .

Oefen het spreken en onthouden van " boast " en vele andere woorden en zinnen in Engels .

Ga naar onze Engels cursuspagina

Notes

Sign in to write sticky notes

Questions