assignment

Betekenis (Engels)

1. The act of assigning; the allocation of a job or a set of tasks.
2. The categorization of something as belonging to a specific category.
3. The categorization of something as belonging to a specific category.
4. An assigned task.
5. A position to which someone is assigned.
6. A task given to students, such as homework or coursework.
7. A transfer of a right or benefit from one person to another.
8. A document that effects this transfer.
9. An operation that assigns a value to a variable.

Concepten

taak

opdracht

opgave

teruggave

terugzetten

toewijzing

huiswerk

overdracht

afstaan

afstand

cessie

concessie

gelatenheid

onderwerping

ontslagname

ontslagneming

toegeving

troonsafstand

karwei

klus

opgaaf

bestemming

toekenning

akte van overdracht

benoeming

assignatie

verplichting

Met koppelteken als

a‧ssign‧ment

Uitgesproken als (IPA)

/əˈsaɪnmənt/

Etymologie (Engels)

From Middle English assignement, from Old French assignement.

Zinnen

He was designated for assignment for the second time the next day .

Hij werd de volgende dag voor de tweede keer aangewezen voor opdracht.