British
Betekenis (Engels)
-
- The residents or inhabitants of Great Britain.
- The citizens or inhabitants of the United Kingdom.
- The earlier inhabitants of southern Britain, prior to the Anglo-Saxon invasion and subsequent migrations.
Concepten
Synoniemen
Frequentie
Met koppelteken als
Brit‧ish
Uitgesproken als (IPA)
/ˈbɹɪtɪʃ/
Etymologie (Engels)
From Middle English Brittish, from Old English Brettisċ. The spelling with single -t- appears in the 13th century under the influence of Medieval Latin Britannicus, but spelling with -tt- persists alongside -t- during the 13th to 17th centuries. In reference to the island of Great Britain from ca. 1400 (Latin natio Anglica sive Britannica, Brittisshe occean 1398, the Britishe nacion 1548). As a noun, referring to the British people, British soldiers, etc. from ca. 1600.
Verbeter je uitspraak
Begin met het leren van Engels met learnfeliz .
Oefen het spreken en onthouden van " British " en vele andere woorden en zinnen in Engels .
Ga naar onze Engels cursuspagina
Notes
Sign in to write sticky notes
Zinnen
His grandfather is British
.
Zijn grootvader is Brits.
The housing stock is almost exclusively owner-occupied houses 🏘️ of conventional British
design .
🏘️
De woningvoorraad is bijna uitsluitend met eigenaar bezette huizen van conventioneel Brits ontwerp.
Questions