treffen

Betekenis (Engels)

1. (class-4,reflexive,strong,transitive) to meet; to encounter
2. (class-4,intransitive,strong,transitive) to hit; to strike
3. (class-4,strong,transitive) to affect; to concern
4. (class-4,colloquial,intransitive,often,reflexive,strong) to hit the mark, to suit, to be convenient or fortunate
5. (class-4,strong,transitive) to cause the action implied by an abstract noun to take place, thus making the sentence passive or less direct; to effect the action

Concepten

treffen

raken

halen

ontmoeten

inslaan

teisteren

slaan

terecht komen

houwen

klappen

kloppen

meppen

opvallen

behalen

bereiken

inhalen

reiken tot

vangen

doorkomen

klaarspelen

slagen

slagen voor

aangrijpen

beetkrijgen

beetnemen

bemachtigen

bemerken

confisqueren

gewaar worden

grijpen

in beslag nemen

konfiskeren

merken

pakken

vastgrijpen

vastpakken

vatten

verbeurd verklaren

vernemen

waarnemen

tegenkomen

aantreffen

afhalen

botsen

afspreken

scoren

Met koppelteken als

tref‧fen

Uitgesproken als (IPA)

/ˈtʁɛfən/

Etymologie (Engels)

From Middle High German treffen, from Old High German treffan, from Proto-West Germanic *drepan, from Proto-Germanic *drepaną, whence also English drub.

Zinnen

Das müssen wir anstreben und das heißt , sachliche Haushaltsentscheidungen zu treffen .

We moeten ernaar streven en dat betekent dat feitelijke budgetbeslissingen.