weichen

Betekenis (Engels)

Verb

1. (class-1, intransitive, strong) to move farther away, to make room, to yield
2. (class-1, formal, intransitive, strong) to wane, to decrease

Adj

1. (form-of, genitive, masculine, neuter, singular, strong) inflection of weich:
2. (dative, form-of, genitive, mixed, singular, weak) inflection of weich:
3. (accusative, form-of, masculine, mixed, singular, strong, weak) inflection of weich:
4. (dative, form-of, plural, strong) inflection of weich:
5. (form-of, mixed, plural, weak) inflection of weich:

weich

soft

Lees verder

Concepten

toegeven

afstaan

wijken

het veld ruimen

zwichten

aanhouden

achteruitgaan

achteruitlopen

afstand doen van

opgeven

terrein verliezen

terugdeinzen

teruggaan

teruglopen

uitstellen

verdagen

verlopen

verschuiven

zich onderwerpen

abdiceren

afleggen

stuipen

uitvallen

wijken

verlaten

aftreden

afstand doen

in de steek laten

laten varen

samenkrimpen

prijsgeven

samentrekken

deinzen

abdiqueren

Synoniemen

nachgeben

abtreten

zurückweichen

übertragen

zedieren

überlassen

einräumen

verzögern

wässern

🚰

nässen

schwemmen

🧽

einknicken

stunden

einlenken

fristen

vertagen

aufschieben

verzichten

verschwinden

weggehen

zucken

zu Kreuze kriechen

zurückschrecken

zurücktreten

zusammenrücken

zusammenzucken

kuschen

rücken

klein beigeben

zurückzucken

zurückrudern

ausschrumpfen

Rückzieher machen

einsichtig zeigen

kein Rückgrat haben

Einsehen haben

abdanken

Kopf einziehen

abdizieren

abgeben

ablassen

beugen

den Schwanz einziehen

ducken

🦆

einlaufen

entäußern

entsagen

fortlassen

fügen

glätten

Vertalingen

ceder

yield

give way

cedere

céder

ceder

teslim etmek

alhear

cede

cedir

submeter-se

transigir

abdicar

accommodate

grant

Dialecten

Basel-Landschaft

wyyche

Gegevens verstrekt door: Deutsch-Schweizerdeutsches Wörterbuch

Uitgesproken als (IPA)

/ˈvaɪ̯çn̩/

Etymologie (Engels)

Overgenomen van Middelhoogduits: wīchen

Overgenomen van Oudhoogduits: wīchan

Overgenomen van Middelhoogduits: weichen

Overgenomen van Oudhoogduits: weihhen

In summary

From Middle High German wīchen, from Old High German wīchan, from Proto-West Germanic *wīkwan, from Proto-Germanic *wīkwaną, from Proto-Indo-European *weyk- (“to bend, curve; to divide”).

Zinnen

Die Kirche sollte gar einem Parkhaus weichen .

De kerk moet zelfs plaatsmaken voor een parkeergarage.