warten

Betekenis (Engels)

1. (intransitive,weak) to wait (for)
2. (transitive,weak) to maintain (chiefly a machine, e.g. a car or heating)

Concepten

wachten

verwachten

te wachten staan

afhalen

verplegen

verzorgen

zorgen voor

afwachten

oppassen

verbeiden

onderhouden

behandelen

behartigen

cureren

blijven

handhaven

dienen

hopen

klaarliggen

Met koppelteken als

war‧ten

Uitgesproken als (IPA)

/ˈvartən/

Etymologie (Engels)

From Middle High German warten, from Old High German wartēn, from Proto-West Germanic *wardēn, from Proto-Germanic *wardāną. Cognate with Old Saxon wardōn, Swedish vårda, English ward.

Zinnen

Danach musste sie aber zehn Monate auf den nächsten Einsatz warten .

Daarna moest ze echter tien maanden wachten op de volgende opdracht.