wachsen

Betekenis (Engels)

1. (class-6,intransitive,strong) to grow
2. (class-6,figuratively,intransitive,strong) to grow, to increase

Concepten

groeien

wassen

toenemen

aanwassen

gedijen

opgroeien

vermeerderen

groter worden

aangroeien

meer gaan betalen

opslag geven

stijgen

uitbouwen

uitbreiden

vergroten

insmeren

inwrijven

gedijen

in de was zetten

met was inwrijven

verhogen

uitzetten

met was insmeren

was aanbrengen

oplopen

cumuleren

opeenhopen

ophopen

opstapelen

stapelen

zich ophopen

zich opstapelen

laten ontkiemen

ontluiken

ontspruiten

uitkomen

omhoogschieten

Met koppelteken als

wach‧sen

Uitgesproken als (IPA)

/ˈvaksn̩/

Etymologie (Engels)

From Middle High German wahsen, from Old High German wahsan, from Proto-West Germanic *wahsan, from Proto-Germanic *wahsijaną, ultimately from Proto-Indo-European *h₂weg-. Compare Low German wassen, Dutch wassen, West Frisian waakse, English wax, Danish vokse, Gothic 𐍅𐌰𐌷𐍃𐌾𐌰𐌽 (wahsjan).